In 1898 werd in Mechelen een club opgericht die zich als doel had gesteld de kortharige Belgische Herdershond te verbeteren. De Mechelse liefhebbers gaven de voorkeur aan een goed getemde hond. Deze moet eerst en vooral een gebruikshond zijn. Het uiterlijke aspect was niet het belangrijkste punt, maar moest samen gaan met het karakter, m.a.w. ze verkozen begaafde honden die tezelfdertijd goed gevormd waren en een vriendelijk en intelligent voorkomen bezaten.
Zoals al eerder genoemd in het hoofdstuk van de Laekense herder zijn Tjop en Dewet bekende Mechelaars. Tjop had als vader Tomy, een uiterst waakzame hond. Tomy. De moeder van Tjop was Cora van Optewel.. De overgrootvader en overgrootmoeder van Tjop waren Vos en Liske van Laeken van de schaapsherder Janssen uit Laeken. Janssen kruiste bovendien honden met verschillende haarsoorten en zo ontstonden ook de Mechelse herdershonden. Tjop, één van de eerst beke nde Mech else herde rs was een goe de hond met een goede kleur, maar had geen zwart masker, hij was wel erg nerveus.
Dewet, ook één van de eerste bekende Mechelse herders, had als vader Vos en als moeder Mouche en als grootvader en grootmoeder Vos en Liske van Laeken. Dewet had wel al een zwart masker. Tjop en Dewet stammen dus allebei af van dezelfde Laekense herders en zijn dus familie van elkaar.
De namen Tjop en Dewet vindt men in bijna elke stamboom van Mechelaars terug. Deze honden kunnen dus als prototype beschouwd worden. Rond 1900 werd het zwarte masker verplicht voor de Mechelaar